Groepsgedrag
‘Mijn kind doet dit thuis nooit,’ dat kunnen ouders zeggen als je hen aanspreekt op het gedrag van hun kind. Klopt, want thuis is er een heel andere samenstelling. Daar heb je geen concurrentie van leeftijdsgenoten, hooguit vriendjes of vriendinnetjes die komen spelen. Stel je een klas voor met 26 kinderen in dezelfde leeftijd als jouw kind. Daar spelen hele andere processen in de omgang met elkaar dan thuis. Daar moet een kind zich op een andere manier staande houden dan thuis. Dus logisch dat het gedrag dan anders is. Groepsgedrag bepaalt namelijk het gedrag. Als jij de leiding niet pakt in de groep, pakt de groep de leiding.
Valkuil
De overblijf is een groep. Vaak weer een andere groep dan hun eigen klas waar ook weer ander gedrag bij past. Overleg met de meester of juf als je bepaald gedrag niet goed snapt. Of kijk eens een half uurtje in de klas, voordat de overblijf begint. Als je nieuw bent op de overblijf tasten kinderen af hoe jij bent en of je doet wat je zegt. Dat weten ze heel snel. Als jouw valkuil is dat je moeite hebt met consequent zijn, dan kom je daar snel genoeg achter.
Voorkomen is beter dan genezen
Niets is zo moeilijk als doen wat je zegt, vooral in de opvoeding. Overblijven is opvoeden, al willen we het liefst dat de ouders dit thuis doen. Maar de kinderen zitten niet de hele dag thuis. Ze zijn in een groep in de klas en ook bij jou en je moet ze soms corrigeren, aanmoedigen, belonen en vertellen wat ze moeten doen. Is dat opvoeden of niet? Bedenk dus goed met welke situaties tijdens de overblijf jij moeite hebt en wat je wél zou willen.
Regie voeren
Je vindt het bijvoorbeeld moeilijk hoe je moet reageren als een kind een brutale mond heeft tegen jou en niet doet wat jij vraagt. Of dat de kinderen zo wegrennen zonder hun stoel aan te schuiven en de rommel op te ruimen, terwijl dat wel de afspraak is. Of je vindt het lastig kinderen te corrigeren op ongewenst gedrag op het plein. Het helpt om van tevoren in je hoofd te oefenen of op te schrijven, van welk gedrag jij precies last hebt en wat je dan wilt zeggen. Als het dan echt gebeurt, ben je er beter op voorbereid.
Eigenlijk…
‘Eigenlijk mag dat niet…’ Als ik dat woord hoor, gaan de alarmbellen rinkelen. Als mensen eigenlijk zeggen, weet je dat er een afspraak is die lastig is om aan vast te houden. Onderzoek bij jezelf wat maakt dat je niet kunt vasthouden aan die afspraak, wat dat is. Ben je het er niet mee eens? Dan kun je het tijdens het overleg ter sprake brengen, misschien zijn er meer die hier moeite mee hebben en kunnen jullie die afspraak laten vallen of veranderen. Afspraken en regels zijn soms aan herziening toe. Als ze geen duidelijke functie hebben, kun je ze beter afschaffen.
Oefenen in aanspreken
Vind je het lastig kinderen hierover aan te spreken? Dan kun je oefenen. Trainen is oefenen, paadjes aanmaken in je brein waardoor je in een echte situatie al een beginnetje hebt gemaakt. Een kind doet bijvoorbeeld steeds de kastdeur open in de klas en zit daar wat in te rommelen terwijl de afspraak is dat ze van de spullen in de klas afblijven. Loop naar het kind toe en spreek het aan. Dat kan op verschillende manieren. Met een ik-boodschap: ‘Ik zie dat jij de kastdeur steeds open en dicht doet en ondertussen in de kast zit te rommelen. De afspraak is dat we dat niet doen dus wil je daarmee stoppen?’ Of directer: ‘Stop met dat gerommel in de kast, daar blijven wij vanaf.’ Het hangt van de persoon en de situatie af, hoe je reageert.
Als kinderen merken dat je doet wat je zegt, vriendelijke duidelijk blijft, kinderen durft aan te spreken op hun gedrag en investeert in de relatie, dan houd je de leiding én een gezellige overblijf!